Imago Dei reimaged – inaugurele rede Katja Tolstaja

Door Josephien van Kessel.

Op vrijdag 16 december 2022 vond de inaugurele rede plaats van de nieuwe ‘Theoloog des Vaderlands’, vice-decaan en hoogleraar van de Vrije Universiteit (VU) Katja Tolstaja (officieel Tolstoj) met de veelbelovende en intrigerende titel “Imago Dei reimagined. The Concept of Man as Image of God in View of Extreme Dehumanization”. Deze inaugurele rede was al twee keer uitgesteld vanwege de COVID-19 pandemie. Tolstaja stelde aan het begin van haar rede dat zij zich genoodzaakt voelde ook de recente ontwikkelingen vanwege de Russisch-Oekraïense oorlog in haar rede te verwerken.  

Katja Tolstaja is grondlegger en directeur van het Instituut voor de Academische Studie van het Oosters Christendom (INaSEC) aan de Faculteit Religiestudies en Theologie van de VU, en grondlegger en voorzitter van de Internationale Associatie voor Post-Sovjet Theologie en Religiestudies (PAST). Haar belangrijkste onderzoeksinteresse is om een nieuw veld voor een interdisciplinaire en interreligieuze post-Sovjet theologie te creëren binnen het interdisciplinaire landschap van post-traumatische, posttotalitaire en post-genocide studies. Deze thematiek beschreef Tolstaja ook in haar rede en sluit aan op haar onderzoeksopdracht. Vijanddenken heeft oorzaken in het verleden. Zij onderzoekt de historische, theologische en politieke lijnen die conflicten – ook de huidige oorlog in Oekraïne – bepalen. Volgens Tolstaja wordt de huidige oorlog in Oekraïne aan beide kanten als een metafysische oorlog geframed. Ook stelt zij de vraag: Wanneer is religie of theologie geen ideologie? Haar project ‘Theologie na de Goelag’ is de eerste fase van deze opdracht, die sinds de oorlog een naamuitbreiding heeft gekregen: ‘Theologie na de Goelag, Boetsja en verder’. 

In haar onderzoek wil Tolstaja vanuit haar Russische achtergrond de rijkdom van de Oosters-Orthodoxe theologische traditie ontsluiten. Deze traditie heeft de schepping als een centraal thema. De hele schepping is doordrongen van het goddelijke. In onze seculiere samenleving is dat een verrassend uitgangspunt. In haar inaugurele rede vertaalde zij dit in een verbeelding van de mens als Imago Dei en stelde zij de vraag naar het mensbeeld als beeld van God in omstandigheden van extreme ontmenselijking.

Tolstaja wil, in navolging van Varlam Shalamov (1907-1982), betrouwbare theologie bedrijven, met name in omstandigheden van extreme ontmenselijking. In het eerste deel van haar driedelige rede gaat zij in op het concept van Imago Dei, in het tweede op het concept ontmenselijking in een vertoog dat ideologie en religie vaak in een adem noemt, en in het laatste deel wil zij een nieuwe interpretatie voorstellen voor Imago Dei

Voor het fenomeen van ontmenselijking verwijst ze naar wat Svetlana Aleksijevitsj (1948) schreef over de ‘levende doden’ en het veronachtzamen van mensenrechten en de menselijke waardigheid in de Goelag en naar wat Emil Fackenheim (1916-2003) schreef over de nazi kampen en de Holocaust. Zij stelden de vraag wat nodig is om menselijk te zijn. Zij gaven ook aan dat liefde, vriendschap, medeleven en zelfs taal allemaal verdwijnen in het proces van ontmenselijking. Tolstaja ging in op de uitdagingen die gesteld worden aan het Imago Dei in deze omstandigheden, met name aan de intrinsieke kwaliteiten van de mens en zijn relationaliteit. 

Zij onderzocht verder bronnen in de oosters-christelijke theologie voor een vernieuwing van het christelijke mensbeeld van Imago Dei, onder andere Maximus de Theoloog (590-662) met zijn onderscheid in logos, tropos en hypostasis. Logos staat hierbij voor het uiteindelijke doel, de tropos voor de mate van vergoddelijking en de hypostasis als dat wat naar de logos streeft. Logos wordt hierbij door Maximus aan het beeld gerelateerd en tropos aan de gelijkenis. Ook geeft Tolstaja het voorbeeld van de dichteres Anna Barkova (1901-1976) die 22 jaar in de Goelag doorbracht. Zij ziet het kwaad als onderdeel van de structuur van het zijn. Het Imago Dei bevat in haar visie ook de principes van moraliteit.

Hierna ging Tolstaja in op het samenvallen van religie en ideologie en de plaats van ontmenselijking hierin. Ze belichtte met name de rol van Karl Marx (1818-1883) in het samenvloeien, vanwege zijn omdraaiing van de verhouding van zijn en bewustzijn, en van geest en materie. Ze verwees ook naar de quasireligieuze narratieven in de Sovjettijd, waarbij ideologie religie ging vervangen. In de huidige oorlog in Oekraïne ziet zij een erfenis van deze conflatie van religie en ideologie – de erfenis van een onverwerkt Sovjet verleden. Zowel de Russische staat als de Russisch-Orthodoxe Kerk (ROK) gebruiken oude Sovjetmechanismen in hun propaganda en mythevorming. Dit corrigeren ziet zij als een belangrijke taak voor de nabije toekomst. 

In haar zoektocht naar een antwoord op de vraag hoe religie niet ideologisch kan zijn, laat Tolstaja zich inspireren door de theoloog Karl Barth (1886-1968), die probeerde om religie en ideologie uiteen te halen. Volgens hem moet theologie aan theologen de mogelijkheid bieden om hun ideologie te vormen, en niet andersom. Na Auschwitz is het niet mogelijk om theologie te bedrijven ‘alsof er niets gebeurd is’. Dit is wel wat de ROK vanuit een ideologisch standpunt doet. 

Ten slotte ging Tolstaja in op de nog niet onderzochte ‘kersen’ in de Orthodoxe theologie die zouden kunnen helpen om de Imago Dei na de Goelag en na Boetsja op een nieuwe manier te begrijpen. Volgens de Orthodoxe traditie is God zowel volledig transcendent als volledig immanent. Dit is geen pantheïstisch beeld van God maar een pan-en-theïstisch beeld. Zo stelde bijvoorbeeld Gregory Palamas (1296-1359) dat Gods niet gecreëerde aanwezigheid door middel van zijn energieën de hele creatie doortrekt. Volgens Tolstaja kan dit als tegengif tegen ideologie dienen. Gods immanente tegenwoordigheid is alleen maar existentieel in de ascetische praktijk toegankelijk, hoewel deze onkenbaar blijft. Gods transcendente essentie blijft echter ontoegankelijk. Deze enorme potentie van de Orthodoxie moet echter gearticuleerd en gerechtvaardigd worden.

Tot besluit stelde Tolstaja dat theologie moet beginnen vanuit een gevoel van perplexiteit. In haar geval was dat perplexiteit bij de Sovjet ontmenselijking en het verlies van Imago Dei. Ontmenselijking kan volgens haar dienen als een lakmoesproef voor het begrijpen van de menselijke natuur en de Imago Dei. De Sovjet mens – ideologisch en ontmenselijkend – is een product van de identificatie van ideologie en religie. Hierop is dringend kritische reflectie nodig. Daarbij heeft de oosters christelijke visie op God een toegevoegde waarde: om deze identificatie te overwinnen; om op een dieper niveau alles met alles te verbinden; om voorzichtigheid en respect in ons theologisch denken te betrachten terwijl we zin proberen te geven aan het lijden van andere mensen. 

De inaugurele rede van Tolstaja is te zien op You Tube: Imago Dei reimagined: The Concept of Man as Image of God in View of Extreme Dehumanizations – YouTube

%d bloggers liken dit: